Links en tips
CONTACT
GASTENBOEK
Donderdag 13 juli 2006 Spannend pontje / Kinderdijk
Moordrecht – Alblasserdam, ± 24,5 km
Warm en zonnig
Tja, wat ga je doen op de dag dat je 30 (!) wordt? In mijn geval: lopen! Dit jaar hebben we, vooralsnog, een warme zomer. Het is al weken boven de 20 °C, en meestal zelfs boven de 25 °C! Zo ook vandaag. Om de files te vermijden, het is vandaag immers een doordeweekse dag, en om vroeg op de ochtend met de wandeling te kunnen beginnen, zaten we al om 5.45 uur in de auto.
Toen had ik natuurlijk al wel mijn cadeautjes uitgepakt. Om 6.45 uur parkeerden we de auto, langs de route, in Alblasserdam, en liepen vanaf daar in 10 minuten naar de bushalte waar we de vorige keer waren uit gestapt. Na zo’n 10 minuten kwam de bus, en zette ons na een half uur af bij station Kralingen, Rotterdam. Daar pakten we iets later de metro (die trouwens bovengronds reed) naar station Rotterdam Alexanderplein, waar we na weer tien minuten in de bus stapten naar Moordrecht. Daar kwamen we na een half uur aan. Het was inmiddels al 8.40 uur en de warmte was al toe genomen. Het beloofde een wolkenloze en hete dag te worden.
We kwamen langs de kapper “Rien Sluyter” waar we de vorige keer, begin dit jaar, een houten schaal voor Corry hebben gekocht. Weer stonden er mooie spullen in zijn etalage, maar deze keer kon ik me beheersen. We liepen naar het pontje om de Hollandse IJssel naar Gouderak over te steken. Er waren twee pontjes die constant over vaarden. Ze draaiden snel achter uit en opzij, tussen de grote, langskomende boten door, en scheurden naar de andere kant. Terwijl ze al draaiend kruisten gingen ze rakelings langs elkaar heen. Dit was een leuk overtochtje!
We liepen door Gouderak en kwamen in de polder terecht. De route ging over een oude ‘tiendweg’, waar knotwilgen af en toe voor de nodige schaduw zorgden. Maar, veel schaduw was er niet. Wel veel asfalt. De boeren die op tractoren over het smalle asfaltweggetje kwamen waren nors en bedankten niet dat we voor ze de berm in gingen. De omgeving maakte dit alles echter goed. We zagen veel jonge watervogels, vooral jonge meerkoetjes, futen en zwanen. Na 5½ kilometer kregen we eindelijk een schamele 500 meter graskade, waar we desondanks blij mee waren.
Hierna kwamen we bij de restanten van een watermolen, waar we in de wat koelere schaduw op een muurtje gingen zitten. Op de picknickbank in het midden van het ronde muurtje zat een man, ook even te pauzeren tijdens zijn fietstocht. We maakten een praatje waarna hij weer verder ging en wij nog even lekker in de schaduw bleven rusten voor we ons weer in de zon en op het asfalt zouden wagen.
Na zo’n vier kilometer mochten we eindelijk een onverhard paadje in, door het bosje bij het riviertje De Loet. Hier bevindt zich de splitsing van de gewone- en de rivierenvariant van het Oeverloperpad. Helaas stond de in het boekje vermeldde handwijzer er niet meer, dus liepen we in eerste instantie verkeerd. We merkten snel dat het niet klopte en draaiden om om de juiste route te vinden. Vlak hiervoor hadden we een pauze gehouden op een bankje in de schaduw, dus konden we deze kleine omweg wel hebben.
Het bosje bood maar weinig schaduw. We liepen over een graspad door een klein natuurgebiedje, en werden gestoord door een busje van het terreinonderhoud die ons passeerde. Iets verderop haalden we ze weer in; ze liepen in een veld met verrekijkers, pen en papier. We kwamen weer op asfalt terecht, en liepen al zwetend door. Een stuk verderop moesten we volgens de beschrijving een weg over steken, maar door werkzaamheden was alles daar veranderd. Er was geen markering en we hadden geen idee welke kant we op moesten. We liepen naar rechts maar zagen niets wat op het vervolg van de route leek, dus keerden we om om de andere kant te proberen. Een man op de fiets kwam van achter ons en vertelde dat we toch weer terug moesten om over te steken. Hij had ons zien zoeken en was zo lief om ons te helpen.
Aan het eind van de asfaltweg stonden wat bankjes, lekker in de schaduw! Die hadden we hard nodig. Dankbaar deden we onze rugzak af en ploften neer op een van de bankjes. Langzaam koelden we wat af. We aten een stuk komkommer en dronken samen een klein flesje rosé op mijn verjaardag. We namen goed de tijd om te rusten en af te koelen, maar gingen uiteindelijk toch weer verder.
Door een ‘nieuw natuurgebiedje’ naderden we de dorpsrand van Krimpen aan de Lek. Met een pont staken we de Lek over naar Kinderdijk, en naar onze laatste pauze. Bij Kinderdijk liepen we tussen de Lek en huizen door. De bewoners hadden veel opblaasbadjes staan. Het idee om gewoon in een van die badjes te springen drong zich op, maar we wisten ons in te houden. We kwamen bij de dijk, met aan beide kanten veel molens, en veel toeristen. De molens zijn geplaatst in de 18e eeuw, door twee verschillende waterschappen, allebei aan de andere kant van het water. Aan de ene kant staan houten molens en aan de andere kant stenen molens.
We liepen in de volle zon, we waren moe en hadden het warm. We verlangden naar een pauzeplekje in de schaduw. Iets verderop zagen we aan de rand van de geasfalteerde dijk een stukje beschaduwd gras. We kozen ervoor om hier ons kleed uit te spreiden. Terwijl we aan het bijkomen waren kwam er een oudere man voorbij die aan ons vroeg of er verderop een restaurantje was. We zeiden dat het nog wel een stukje lopen was, waarop hij vertelde dat de buschauffeur had gezegd dat het vanaf de bushalte zo’n twee kilometer lopen was naar het restaurantje. Intussen was de vrouw van de oude man ook aan komen lopen. Ze zagen er moe en warm uit, dus vroeg ik of ze een flesje drinken wilden. Dat namen ze heel graag aan, hoewel de vrouw er voor wilde betalen. Met veel moeite konden we dat afslaan. Zij waren blij en wij waren een halve liter lichter.
Na een lekker lange, beschaduwde pauze waagden we ons weer op het asfalt in de hete zon, en liepen de laatste kilometers naar onze bloedhete auto.